De start van een succesverhaal

Porsche is meer dan een naam. Porsche is een succesverhaal dat start met het levenswerk van twee visionaire techneuten: Professor Ferdinand Porsche en zijn zoon Ferry. Voordat Porsche voor zichzelf begon was Ferdinand reeds betrokken bij verscheidene innovatieve projecten waarin hij zijn vooruitstrevende ideeën liet zien. Zoals de Lohner-Porsche Mixte uit 1901, waarmee hij ’s werelds eerste hybride presenteerde die beschikte over 4-wiel aandrijving door middel van elektrische motoren in ieder wiel die aangedreven werden door een benzinemotor. Het bedrijf begon zijn zegetoer op 25 april 1931, toen Ferdinand zijn zelfstandige firma Dr. Ing. h.c.F. Porsche GmbH oprichtte aan de Kulmenstrasse 24 in Stuttgart.

Op 17 januari 1934 stuurde Porsche een concept document naar het Duitse Ministerie van Transport genaamd: “voorstel voor de constructie van een Duitse volkswagen”. Kort daarna kreeg Porsche de opdracht een drietal prototypes te ontwerpen en te bouwen, ook wel bekend als de Porsche type 60. In 1935 werden de eerste auto’s gebouwd in de villa van Porsche in Stuttgart. In de loop van 1938 verhuisde Porsche naar Zuffenhausen om naast het lopende project de Porsche type 64 te ontwikkelen, de legendarische Berlin-Rom raceauto, die de genen draagt van iedere Porsche die later volgde. Porsche vermoedde dat deze gestroomlijnde raceauto voor de nodige publiciteit zou zorgen voor de volkswagen. De race van Berlijn naar Rome, waarnaar de auto, was vernoemd zou plaatsvinden in september 1939, echter zorgde het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ervoor dat de race werd afgelast. Gedurende de oorlog verhuisde Porsche in 1944 met zijn firma noodgedwongen naar Gmünd in Oostenrijk, waar het overleven was tot het einde van de oorlog. Niettemin was de Type 64 de perfecte inspiratie die Porsche deed besluiten zijn eigen auto te bouwen na de oorlog.

De Porsche 356

In 1947 begon Ferry Porsche, de zoon van de oprichter, serieus te denken over het bouwen van een sportauto gebaseerd op componenten van de volkswagen, maar dan met een eigen ontwikkeld zelfdragend chassis. Het succesverhaal van Porsche zou onmogelijk zijn geweest zonder deze gedachte van Ferry Porsche, dat zijn levenswerk zou worden. In juli 1947 werd er in Gmünd begonnen met de bouw van de eerste sportauto die de naam Porsche droeg, gebaseerd op het design van de type 64. Aldus Porsche: “Ik keek om mij heen, maar ik kon de auto van mijn dromen niet vinden. Daarom besloot ik deze zelf te bouwen”. Het moest een auto worden die zowel snel, licht als klein was. Gedurende het jaar ontstond er een nieuw model die intern de code “type 356” droeg. De auto had een stalen buizenframe, met een ophanging dat grotendeels van de volkswagen was afgeleid en een aluminium carrosserie die met de hand werd gevormd op houten mallen die op het chassis werd gemonteerd. De luchtgekoelde 1131 cc boxermotor komt oorspronkelijk ook uit de auto die we tegenwoordig kennen als de Kever.

De productie van de coupe en later de cabrioletversie van de 356 begon te lopen vanaf 1948. Porsche onthulde zijn eerste productie auto tijdens de Geneve Motorshow in de lente van 1949. De licentie-inkomsten van de Volkswagen Kever die inmiddels werd gebouwd zorgden ervoor dat Porsche in staat was de 356 verder te ontwikkelen. In 1950 besloot Porsche Oostenrijk te verlaten en terug te keren naar Zuffenhausen, om een grotere productiefaciliteit te kunnen garanderen. Porsche huurde een verdieping bij Karrosseriewerke Reutter, die vanaf  maart 1950 de stalen carrosserieën van de 356 zou gaan maken, met een eerste verkoopdoelstelling van 100 stuks per jaar. Het eerste type 356 had nog een voorruit die uit twee vlakke stukken bestond, maar vanaf  ’52 werden deze vervangen door een enkel gebogen exemplaar. Motoren waren viercilinder boxers met een inhoud van 1.086; 1.268; 1.290 of 1.488 cc en het vermogen liep daarmee uiteen van 40 tot en met 60 pk.

Het aantal Porsche eigenaren groeide snel, echter was de markt voor exclusieve sportauto’s in de jaren direct na de oorlog niet groot. De enige manier om te groeien was Porsches naar de VS te exporteren. Een beslissend overleg vond plaats in 1950 tijdens de Motorshow van Parijs, tussen Ferry Porsche en de Amerikaanse dealer Max Hoffmann. Om het merk Porsche te kunnen vestigen in destijds ‘s werelds grootste automarkt was motorsport de uitkomst. “Win on Sunday, sell on Monday” was de beste manier om kopers te verleiden naar de showrooms te komen.  De 356 was populair op circuits en in rallies. Toen een 356 de Mexicaanse Carrera Panamericana op zijn naam schreef, besloot men een supersnelle versie te bouwen onder de naam ‘Carrera’. Deze had dubbele bovenliggende nokkenassen en kon tot ruim boven de 6.000 toeren worden opgejaagd. Het vermogen lag rond de 100 pk.

Na vele race successen en overwinningen bevestigden de verkoopaantallen het succes van deze aanpak. Medio 1955 vertrok de helft van alle Porsche verkopen richting de VS. Na de 356 volgt in dit jaar de 356A die tevens als Cabriolet en Speedster op de markt komt. De motor is nu opgeboord naar 1.582 cc en levert 60 tot 75 pk. De Speedster is er speciaal voor de Amerikaanse markt en slaat daar enorm aan.  In de vijf jaren sinds de introductie in de VS groeide het aantal verkochte 356’s van 369 stuks in 1950 tot 3624 auto’s per jaar in 1955. De Porsche 356 bereikte hiermee een cultstatus. Slechts tien jaar nadat de eerste 356 werd gepresenteerd had de fabriek in Zuffenhausen reeds meer dan 25.000 sportauto’s gebouwd.

In 1959 wordt de 356A opgevolgd door de 356B. Bumpers en koplampen zijn hoger geplaatst en ook het interieur wordt onder handen genomen. Er komt een ‘Super 90’-uitvoering met 90 pk en verbeterde achterwielophanging en de Speedster heet vanaf nu Roadster. Ook van de 356B verschijnt natuurlijk weer een Carrera-versie. Dit keer heeft deze 1.966 cc van liefst 130 of zelfs 155 pk. Schijfremmen rondom zijn standaard. De laatste van de 356’s komt in 1963 op de markt en heet natuurlijk 356C. Schijfremmen rondom waren nu standaard en vermogens uit de 1.582 cc boxer liggen nu standaard op 75 of 95 pk (de SC). Al na twee jaar komt er een einde aan de productie van de 356C: de 911 in 1965 is immers al klaar als opvolger.

De Nederlandse Rijkspolitie koopt dat jaar voor het eerste een aantal 356’s, vanzelfsprekend met een leuke korting omdat het model verdwijnt. Toch was dat niet de enige reden om voor de 356 te kiezen: een ander sterk argument was dat de auto’s, met hun luchtgekoelde boxermotoren achterin, geschikt waren om volgas achteruit over de vluchtstrook te kunnen rijden. Toen de 356 uiteindelijk uit productie ging in 1965 waren er in totaal bijna 78.000 geproduceerd. Zelfs nadat de 356 uit productie was plukte Porsche er de vruchten van. In slechts 15 jaar werd het een klassieker, een icoon in de autowereld, die tot op heden het sterke imago van Porsche ondersteunt.

De Porsche 911

In de begin jaren ‘60 werd Porsche zich bewust dat het potentieel van de sportauto’s een boost moest krijgen. Slechts een grote sprong voorwaarts in technologie en vormgeving kon er voor zorgen dat het merk zijn leidende positie kon vasthouden. In september 1963 werd het doek van het prototype van de inmiddels legendarische 911 getrokken op de autosalon van Frankfurt. Eigenlijk had Porsche deze auto 901 willen noemen, maar toen Peugeot daar een stokje voor stak (zij hadden een ‘patent’ op de nul in het midden), werd het de 911. Het ontwerp kwam van Ferdinand Alexander ‘Butzi’ Porsche, de oudste zoon van de baas Ferry Porsche. Hij had de neus van de 911 overigens al eerder aan een ander model toegekend, maar die auto haalde het productiestadium niet. De 911 gelukkig wel. De Porsche 911 was niet alleen uitzonderlijk door de klassieke en unieke vormgeving, maar ook door de toonaangevende technologie. Veel van de in de 911 toegepaste ideeën vonden hun oorsprong op het circuit. Zo werd de motor een teruggetunede versie van een achtcilinder Porsche racemotor. De boxermotor van die auto lag net als bij de 356 achterin en was nog altijd luchtgekoeld. In september 1965 komt Porsche met een 911 Targa, een versie waarbij het dak als een paneel kan worden uitgenomen. De oorspronkelijke versie van de zescilinder heeft een 1.991 cc viercilinder boxermotor met 130 pk en pas na 1967 verschijnen er versies met meer vermogen.

Veel Porsche 356-klanten vonden de 911 overigens te duur. Porsche reageerde op de veranderde vraag door in 1965 met de 912 te komen: een versie met een 1.582 cc viercilinderversie van de boxermotor, uit de Porsche 356 Super 90, die goed was voor 90 pk. In 1967 werd de 911 trouwens ook leverbaar met Sportomatic halfautomaat, waarbij je niet hoefde te koppelen. Heel modern, maar het werkte niet altijd even goed en er worden dan slechts enkele 911’s met dit systeem afgeleverd. Porsche presenteert in 1972 een nieuw topmodel: de snelle Carrera RS 2.7. Qua uiterlijk was de Carrera RS (waarbij RS staat voor Renn Sport) direct herkenbaar aan de opvallende ‘Ducktail’ (die voor extra downforce moet zorgen bij hoge snelheden) en de wilde opschriften ‘Carrera’ op de flanken. Het belangrijkste aan de Carrera RS is uiteraard de tot 2,7 liter opgeboorde zescilinder boxermotor. Deze levert dankzij mechanische benzine-inspuiting van Bosch 210 pk. De luchtgekoelde boxer vertoont veel overeenkomsten met de motoren zoals Porsche die gebruikt in de racerij.

Porsche had met de 911 een tijdloos automodel ontworpen en vormgegeven; wat zij toen niet wisten was dat het 901/ 911 ontwerp zo tijdloos was, dat na jaren van evolutie, de eerste echte ingrijpende wijzigingen pas werden doorgevoerd bij het ontwikkelen van de 911/ 993 die in 1993 op de markt kwam. Ook de luchtgekoelde Porsche 911 met zescilinder boxermotor zou een zeer lange evolutie kennen. De 911 wordt nog altijd gebouwd zij het dat sinds 1998, bij het verschijnen van het 996 model, de motoren van waterkoeling werden voorzien. De 2-liter 911 van 1963 – 1969, de 2.2-liter 911 van 1970 – 1971, de 2.4-liter 911 uit de jaren 1972 – 1973 (het Ölklappe model), de 2.7-liter 911 van 1974 – 1977, de 3.3-liter 911 Turbo van 1975 – 1993, de 911 SC van 1978 – 1983, de 911 Carrera 3.2 van 1984 – 1989, de 911/964 Carrera 4 en 2 van 1989 – 1993 en tenslotte de 911/993 Carrera van 1993 tot 1998.

50 jaar Porsche 911

Inmiddels vormt de 911 al vijf decennia de kern van het merk Porsche. Er zijn maar weinig auto’s ter wereld die kunnen terugblikken op zo’n lange traditie en continuïteit. De 911 is een ijkpunt voor alle andere sportwagens. Ook voor alle modellen van Porsche is de 911 als referentiepunt gehanteerd. Met meer dan 820.000 gebouwde Porsches 911 is het de succesvolste sportwagen ter wereld. In elk van de inmiddels zeven generaties vonden de Porsche-ingenieurs in Zuffenhausen en Weissach de 911 opnieuw uit en bewezen ze daarmee telkens weer de innovatiekracht van het merk Porsche. Als geen ander verenigt de auto schijnbare tegenstrijdigheden, zoals sportiviteit en alledaags gebruiksgemak, traditie en innovatie, exclusiviteit en sociale acceptatie en design en functionaliteit. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat elk van de zeven 911-generaties elk zijn eigen succesverhaal heeft geschreven. Ferry Porsche verwoordde de unieke kwaliteiten nog het best: “De 911 is de enige auto waarmee je een safari in Afrika kunt maken, aan Le Mans kunt meedoen, naar het theater kunt gaan en door de straten van New York kunt rijden.”